ZAS Labgids - Antitrombine III activiteit
Trefwoorden:Antitrombine III activiteit, antitrombine
| Parameter | Waarde |
|---|---|
| STAALTYPE | Citraat plasma |
| RECIPIËNT | Citraat LICHT BLAUWE DOP |
| ACTIVITEITENCENTRA | MI |
| IN HIX AANVRAAGBAAR | JA, standaard |
| AFNAME-HOEVEELHEID | fractie 2 (gewone tube) 0.5 mL (fractie 2: risto cof, ATIII) |
| ALGEMENE OPMERKINGEN | De citraatbuis bij voorkeur na een serumbuis afnemen. Nooit na een EDTA of heparine tube. Voor RRL: wanneer tijd tot volgend transport meer dan 2 uur bedraagt, dringende taxi naar centraal labo. Stalen dienen ingevroren te zijn binnen de 4 uur. |
| TRANSPORTWIJZE PRIMAIR STAAL | |
| TRANSPORTWIJZE VERZENDING EXTRAMUROS | Diepgevroren |
| METHODE | Colorimetrie |
| UITVOERFREQUENTIE | wekelijks |
| MAXIMALE ANTWOORDTIJD (excl. Pre-analytisch transport) | 1x/week, maar indien dringend : dagelijks (binnen kantooruren) (en in overleg met de afdeling) |
| BIJ-AANVRAGEN | enkel mogelijk indien diepgevroren staal aanwezig |
| ONDER ACCREDITATIE (BELAC MED-318) | Ja |
| RIZIV-REGELS | |
| RIZIV-NOMENCLATUUR | 554094 |
| NON-RIZIV AANREKENING | 18896: Aangerekendbedrag: 6,93 €, Opmerkingen: In LAB400 bij de prestatiecode: Na schrapping RIZIV 554094/554105 (Patiënten jonger dan 55 jaar) Geen keuzeveld op het aanvraagformulier |
| BIJKOMENDE OPMERKINGEN AANREKENING | Buiten nomenclatuur indien patiënt > of = 55 jaar is. |
| klinische fiche Antitrombine III activiteit in Citraat plasma |
|---|
Klinisch toepassingsgebied:
Antitrombine (III) is een glycoprotëine dat wordt aangemaakt in de lever.
Zijn activiteit als inhibitor van trombine wordt drastisch versterkt door heparine.
Antitrombine III inhibeert ook factor Xa, IXa, XIa, XIIa, plasmine en kallikreïne.
Antitrombine III deficiëntie wordt beschouwd als een van de belangrijkste parameters bij spontane trombo-embolische afwijkingen.
De dosage van antitrombine III helpt de clinicus om zich een idee te vormen van de hypercoagulabiliteit van zijn patiënt (preoperatieve screening, starten met de anticonceptiepil) , zijn fibrinolytische toestand en het al dan niet aanslaan van een eventuele heparinetherapie.
Principe:
AT III heeft een krachtige en onmiddellijke antitrombine activiteit in de aanwezigheid van heparine. Hiertoe wordt het te testen plasma geïncubeerd met een gekende overmaat trombine in aanwezigheid van heparine. De resttrombine wordt bepaald door zijn amidolytische reactie op een chromogeensubstraat. Het vrijgekomen pNA wordt gemeten bij 405 nm.
Aangezien de hoeveelheid trombine geneutraliseerd in de eerste reactiestap evenredig is met de ATIII waarde van het te testen plasma, is de hoeveelheid resttrombine (gemeten door de vrijgekomen hoeveelheid pNA) omgekeerd evenredig met de ATIII waarde van het te testen plasma.
Verhoogde waarden:
* Gestegen bezinkingswaarde van de RBC
* Gestegen CRP
* Hyperglobulinemie
* Anticoagulantia type coumarine
Verlaagde waarden:
1. congenitale autosomale deficiëntie van antitrombine III, gepaard gaande met een verhoogde tromboseneiging.
- kwantitatief (verminderde synthese) : lage antigeen en activiteitswaarden (type I)
- kwalitatief (dysfunctionele activiteit) : normaal antigeen, verlaagde activiteit (type II)
2. verworven deficiëntie van antitrombine III
- leverlijden
- chronisch leverfalen
- trombolytische therapie
- gedissemineerde intravasale stolling (dic)
- nefrotisch syndroom
- postoperatief (levertransplantatie)
- orale anticonceptiepil
- neonatale periode
- zwangerschap
- sepsis
- acute trombose
- heparine
- oestrogenen
- L-asparaginase
Interferenties:
- Icterisch plasma (bilirubine > 400µmol/l)
- Heparine
- Directe thrombin inhibitoren (hirudin bijv. Refludan en Argatroban bijv. Novastan), een nieuwe klasse anticoagulantia : geeft bovengewaardeerde resultaten.
Interpretatietabel:
Gezonde prematuren hebben bij de geboorte een gedaald ATIII gehalte (50% lager dan bij normale volwassenen). Op de leeftijd van 6 maand is het percentage genormaliseerd.
|
| Referentiewaarden: Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| Detail | Referentiewaarde | Variabelen | Geslacht | Leeftijden | Opm. | Volgorde |
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 80-120 % | Beide | > 6 mnd | 1 | ||
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 84-115 % | Beide | 90 t/m 180 dgn | 2 | ||
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 75-112 % | Beide | 30 t/m 90 dgn | 3 | ||
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 56-102 % | Beide | 5 t/m 30 dgn | 4 | ||
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 51-91 % | Beide | 1 t/m 5 dgn | 5 | ||
| Antitrombine III activiteit in Citraat plasma | 49-86 % | Beide | 0 t/m 1 dg | 6 | ||