Allergie treft ongeveer 15-25% van de bevolking. De diagnose van humane allergische aandoeningen vereist een goede anamnese, klinisch onderzoek en in vivo- en in vitro testen voor de detectie van IgE antilichamen in serum (of weefsel) tegenover welgedefinieerde antigenen. De rol van het laboratorium voor de allergische patiënt is ruim en omvat: detectie van allergische diathese, identificatie van de allergenen bij overgevoeligheidstoestand, identificatie en monitoring van de graad van inflammatie, documentatie van de anaphylactische reaktie, monitoring van de klinische status en therapeutische efficaciteit, monitoring van compliance. Specifieke IgE antilichamen kunnen getest worden tov grassen, kruiden, bomen, stof en mijten, insekten, vertebrata, schimmels en gisten, voedingswaren, parasieten, geneesmiddelen en professionele allergenen.
Clinici zijn aanvraag en interpretatie gewoon van de zogenaamde RAST test welke gebruik maken van radioactieve technieken. Nu wordt echter gebruik gemaakt van immunoassay technieken welke gevoeliger, specifieker en betrouwbaarder zijn.