ZAS Labgids - Cryoglobulines

Trefwoorden:Cryoglobulines

Ga terug

Parameter Waarde
STAALTYPE Serum
RECIPIËNT Serumgel OKER DOP 37°
ACTIVITEITENCENTRA MI
IN HIX AANVRAAGBAAR JA, standaard
AFNAME-HOEVEELHEID 2,6 ml
ALGEMENE OPMERKINGEN
Speciale afnamecondities, contacteer hiervoor het laboratorium.

Staal dient te worden afgenomen in voorverwarmde serumtube ( bevindt zich in broedstoof op labo). Deze dient in thermofles met hotpack op 37°C tussen prikplaats en labo te worden getransporteerd.
TRANSPORTWIJZE PRIMAIR STAAL Speciale regeling
TRANSPORTWIJZE VERZENDING EXTRAMUROS Kamertemperatuur
METHODE precipitatie
UITVOERFREQUENTIE Alle werkdagen (uitgezn zat/zon/feestd)
MAXIMALE ANTWOORDTIJD (excl. Pre-analytisch transport)
BIJ-AANVRAGEN niet toegestaan
ONDER ACCREDITATIE (BELAC MED-318) Nee
RIZIV-REGELS
RIZIV-NOMENCLATUUR 540374
NON-RIZIV AANREKENING
BIJKOMENDE OPMERKINGEN AANREKENING
klinische fiche Cryoglobulines in Serum

Cryoglobulinen zijn eiwitten die neerslaan bij lage temperatuur (<35°C) en die terug oplossen bij hogere temperatuur (>37°C).
Cryoglobulinen zijn overwegend immunoglobulinen.
Er bestaan echter ook niet-immunoglobuline cryoglobulinen zoals cryofibrinogeen en CRP-albuminecomplexen.
Er wordt verondersteld dat een immunoglobuline zich gedraagt als auto-antigen, terwijl een ander immunoglobuline (van dezelfde of een andere klasse) fungeert als antistof.
Afhankelijk van de eventuele monoklonaliteit van de immunoglobulines onderscheidt men
 3 types :
 Type I (ca.25%) of Pure Monoklonale Cryoglobulinen
= monoklonale IgM, occasioneel IgG, zelden IgA of lichte ketens
Kan worden aangetroffen bij : lymfoproliferatieve aandoeningen (multipel myeloom, ziekte van Waldenström, lymfoom), cold agglutinin disease.
 Type II (ca.25%) of Gemengde Monoklonale Cryoglobulinen
= waarbij 1 component monoklonaal is (meestal IgM, zelden IgA of IgG) en de andere polyklonaal (IgG).
Kan worden aangetroffen bij virale infecties vnl. hepatis C en HIV, autoimmuunaandoeningen.
 Type III (ca.50%) of Polyklonale Cryoglobulinen en/of niet-immuunglobulinen componenten
= waarbij beide componenten niet-monoklonaal zijn.
Kan worden aangetroffen bij : autoimmuunaandoeningen bv. rheumatoïde artritis, lupus; bacteriële of virale infecties waaronder Hepatitis C, lymfoproliferatieve aandoeningen.

Type I en II zijn overwegend aanwezig in grote concentraties (>500 mg/L) terwijl type III overwegend in lage concentraties (<100 mg/L) wordt aangetroffen.

Opmerking:
Koude agglutininen zijn geen cryoproteïnen maar antilichamen die rode bloedcellen doen agglutineren bij lage temperatuur (<37°C) (Raynaud’s fenomeen en hemolytische anemie).

Geen referentiewaarden van toepassing.
Resultaat dient "negatief" te zijn (Manual Clin.Lab.Imm, 5ed,p217,1997)

 

Ga terug